—————————————————————————
Diep in het woud
Diep in het woud van Elzenward is het vredig stil. De zon is nog maar net op, de eerste zonnestralen vallen door de eeuwenoude bomen. De wind streelt de bladeren van de bomen en zingt een mooi lied.
Vos is net wakker en rekt zich geeuwend uit. ‘Ooaaah, het gaat een mooie dag worden, Uil’. Uils hoofd zit goed verstopt tussen de schouders. Met slaperige ogen kijkt hij Vos aan en zucht. Vos negeert de reactie van Uil en voert lenig een upward dog uit, gevolgd door een downward dog. Hij schudt zijn vacht uit en kamt de lokken tussen zijn ogen.
“Kom! Kom Uil! Uit de veren maar. Rise and shine!”. “Ik blijf zo lang als ik wil in mijn veren”, snauwt Uil.
“Olala, iemand heeft een ochtendhumeur”, lacht Vos vrolijk. “Laat mij liever met rust!” reageert Uil fel.
Een uur later heeft Uil drie tassen koffie achter de veren en kan hij monter aan de dag beginnen. Zijn humeur is opmerkelijk beter.
“En, Vos, wat staat er vandaag op de planning?” “Vandaag zou ik eens naar de top van Mount Elzy willen gaan, het zicht over de vallei moet ongelofelijk de moeite waard zijn.”
Vos en Uil de wijde wereld in
Later die dag zijn Vos en Uil op pad. De zon staat hoog en voelt warm aan. Gelukkig zijn ze voorzien als echte trotters. Hun drinkzakken zijn rijkelijk gevuld.
Plots hoort Vos een stem in de verte. Hij blijft stokstijf staan.
“Auw!”. Uil loopt tegen Vos op.
“Uilskuiken!” fluistert Vos… “Luister, ik hoor een stem.”
Uil spits de oren en hoort inderdaad een hoog stemmetje. Ze gaan dichterbij en zien hoog in de bomen een gedaante. Een klein mannetje zit op een tak en heeft een boekje vast.
De jongen en het boek
“Kom toch dichter!” zegt het jongetje. “Ik lees in mijn sprookjesboek, jullie vinden het vast fijn.”
Vos en Uil vlijen zicht tegen elkaar in het hoge gras. Uil vouwt zijn vleugels achter zijn hoofd en Vos zoekt de mooiste grasspriet uit om op te kauwen.
De jongen leest de mooiste verhalen. Vos en Uil genieten urenlang. De zon staat al laag en de avond breekt aan maar dat kan hen niet deren. Ze blijven geboeid luisteren naar de fantastische verhalen en de mooie stem van de jongen.
Plots schrikt Vos wakker. Uil ligt luid te snurken naast hem. “Uil, wordt wakker! De jongen, waar is de jongen?” Uil kijkt verdwaasd rond zich heen. Inderdaad, de jongen was er niet meer.
En tot vandaag weten zowel Vos als Uil niet of dit werkelijk gebeurd was of het maar een droom was.
Iedere zomer trekken ze naar de top van Mount Elzy, in de hoop de jongen daar te treffen. Maar tot op heden hebben ze geen succes.
Ze blijven wel samen herinneringen ophalen over die magische dag. De dag dat de jongen in het bos verhalen las.
—————————————————————————